Station: [2] De molen


"In Sturm und Wetter ist Gott mein Retter", …

… lees je op het witte schild, dat bij de opening van de molen in 1824 op de molenkap is aangebracht. Het betekent "In weer en wind is God mijn redder". Het schild is inmiddels vernieuwd maar de spreuk is zo oud als de molen zelf.De achthoekige houten molen staat op een aarden wal: het is een zogenaamde 'achtkante bovenkruier'. Waarom de molen zo hoog staat? Om beschermd te zijn tegen hoogwater en om meer wind te vangen. De achtkant is 15 meter hoog, en met de draaibare molenkap erbij maar liefst 20. De wieken hebben een spanwijdte van 21 meter.

De achtkant en de molenkap zijn bedekt met meerdere lagen met de hand gespleten, onbehandelde eikenhouten dakspanen.

De wieken, de zogenaamde Bilau- of ventiwieken, zijn vernoemd naar Kurt Bilau, een Duitse vliegtuigbouwer en ontwerper van supersonische wieken. Als voorbeeld voor zijn wieken dienden de vleugels van vliegtuigen. Elke wiek bestaat uit twee kleppen, een lange balk (de zogenaamde roede) en een systeem om de kleppen te kantelen. Zijn de kleppen gesloten, dan draaien de wieken in de wind. Tegengewichten die achter de molen aan een ketting hangen, zorgen dat de kleppen ook bij hogere windkrachten heel blijven. Wordt de wind te sterk, dan gaan de kleppen open. Gaat de wind liggen, dan gaan ze weer dicht. Zo draaien de wieken altijd met een constante snelheid. In Nederland kom je dit type wieken maar weinig tegen. Best bijzonder dus!

Boven op de kap zie je een klein molentje, de windroos. Deze zorgt dat de kap en wieken altijd in de juiste richting staan als de wind draait. Want alleen als de wind van voren tegen de wieken blaast, wordt de windenergie volledig benut. Voordat de windroos werd uitgevonden, hadden de meeste molens een zogenaamde 'staart', een lange schuine balk waarmee de molenaar de wieken zelf in de juiste richting moest draaien.

Kijk goed hoe de wieken staan voordat je de molen binnengaat. Dan kun je nadat je de molen hebt bezichtigd kijken of er iets is veranderd.

Foto's: © Dagmar Trüpschuch en Förderkreis Alte Mühle Donsbrüggen