Station: [1] Het Messeler oerpaardje (Eurohippus parvulus)


F: We gaan terug in de tijd. Heel ver terug. Tot zo‘n 55 miljoen jaar geleden. Het tijdperk van de dinosauriërs was voorbij, nu was het de beurt aan de zoogdieren. We noemen dit tijdperk het ‘Eoceen’: allerlei nieuwe groepen zoogdieren zijn in deze tijd ontstaan. 

M: Er zijn verschillende fossielen gevonden van paardachtige skeletten uit dit geologische tijdperk. Het gaat dan om verre voorvaderen van het paard: het oerpaardje. Aan het begin van het Eoceen waren die ongeveer zo groot als een vos. Ze zagen er dus nog heel anders uit dan de paarden zoals we die nu kennen.

F: Hier in de vitrine zie je het skelet van zo’n oerpaardje. Het werd in 1985 ontdekt in groeve Messel nabij Darmstadt. In de Messelgroeve werd vroeger schalie gewonnen en het is nu een van de belangrijkste fossielenvindplaatsen van heel Duitsland. Miljoenen jaren geleden was de Messelgroeve nog een vulkaankrater. 

M: De krater vulde zich na verloop van tijd met water en modder. Het kratermeer was vrijwel geheel zuurstofloos: perfect voor het ontstaan van fossielen.

F: Wat de Messelgroeve zo bijzonder maakt is dat er met enige regelmaat volledig intacte skeletten worden gevonden. Soms zelfs zijn er weke delen bewaard gebleven! Kijk maar eens goed: Kun je het maag-darmkanaal ontdekken?

M: Met hulp van speciale microscopen konden de wetenschappers zelfs miljoenen jaren later nog nagaan wat het dier gegeten had: voornamelijk bladeren, maar ook vruchten. In de maag werden zelfs druivenpitten aangetroffen! De hoektanden geven ook informatie over het type voedsel: de knobbels op het kauwvlak zijn rond, niet afgevlakt. Dit gebit is typisch voor loofeters. 

F: Geen wonder, want het oerpaardje leefde indertijd in het warme en vochtige tropisch regenwoud. Het klimaat en de vegetatie veranderden heel langzaam, in de loop van miljoenen jaren. Het percentage regenwoud nam af, het werd kouder en er ontstonden open steppes. Het bladetende oerpaardje ontwikkelde zich tot het grasetende, moderne paard.      

M: Het kleine oerpaardje was qua formaat perfect afgestemd op zijn leefruimte. Met zijn kleine, wendbare lijf vond het snel zijn weg door bosjes en struikgewas. Wat opvalt zijn de gekromde wervelkolom en de korte beentjes - Het oerpaardje kon daarmee niet draven of galopperen. Bovendien hadden oerpaardjes nog 14 tenen en kleine hoefjes. In de loop van de evolutie verdwenen de buitenste tenen en wat overbleef was één enkele middelste teen: de hoef! 

F: Wil je het oerpaardje in actie zien? Geen probleem! Klik op het filmpje in de audiotour. En zie hoe snel oeroude botten kunnen rennen….. 


 

© Senckenberg Gesellschaft für Naturforschung (SGN)

© Westfälisches Pferdemuseum

© Westfälisches Pferdemuseum

© taglicht media Film- & Fernsehproduktion GmbH