Station: [2] Vestibule
M:
Overweldigd – zo zullen bezoekers zich hebben gevoeld die in de negentiende eeuw de vestibule betraden. Bovenaan de trap stond vroeger, en nu nog steeds, een buste van de heer des huizes, die neerkijkt op de bezoekers: Barend Cornelis Koekkoek, de grote Nederlandse kunstenaar, die zich trots „prins der landschapschilders“ liet noemen.
Koekkoek was in 1803 geboren in Zeeland als telg van een schildersfamilie. Toen hij dertig was, verhuisde hij met zijn jonge gezin naar Kleef. Hij was zo succesvol dat hij ruim tien jaar later al deze villa kon laten bouwen. De nieuwe en oude rijken waren dol op zijn werk en Koekkoek had dan ook, anders dan veel tijdgenoten, geen enkele moeite om afnemers te vinden. In 1845 begeleidde hij Koning Willem II op diens reis door Luxemburg. Het marmer voor dit trappenhuis was een cadeautje van de koning aan de schilder. Ook de Pruisische koning kocht Koekkoeks romantische landschapsschilderijen …. En de crème de la crème van de Europese adel volgde.
V:
Voor de inrichting van zijn villa keek Koekkoek naar de Italiaanse renaissance. Het tongewelfde cassetteplafond doet denken aan oude Romeinse villa’s. En het stucwerk op de muren is een verbeelding van de echtelijke liefde – met brandende hartjes en pijlen van liefdesgod Amor. Bovendien verwijzen ze naar wat voor Koekkoek de bron was van zijn inspiratie – en zijn rijkdom: de natuur. Die is overvloedig aanwezig in de vorm van planten, bloemen en bladerwerk.
M:
Op die manier was het de bezoeker meteen duidelijk dat hij te maken had met een succesvol en zelfbewust kunstenaar. Wie een schilderij van de grote meester wilde kopen, nam de trap naar de bel-etage, de „voorname verdieping“.Van daaruit werd de bezoeker toegelaten tot de „Grote Zaal“, waar de schilderijen werden getoond.
V:
Dat doet u nu ook. Als u boven in de gang linksaf slaat, komt u bij ons volgende station.